De 27e kring van de Silsile-i Sadat behoorde tot Mevlana Semsüddin Habibullah (k.s.). Hij was geboren 11 Ramazan 1111 of 1113 ( in het jaar 1700 of 1702) op een vrijdag. Zijn echte naam was Mirza Can-i Canan. Hij stamt af van de kalief Ali (r.a.) via de geleerde Mohammed bin Hanefiyye. Zijn grootvaders waren grote leiders en waren goede, rechtvaardige, sterke, gullen en vrome moslims. Zijn vader, de geleerde Mirza Can, had al zijn bezittingen losgelaten om zichzelf in armoede enkel en alleen te wenden tot Allah (de almachtige). Zijn bezittingen gaf hij aan mensen in armoede.
Belangrijke uitspraken
“Ik geloof in Allah (de almachtige) en alles dat de profeet (vrede zij met hem) vanuit Allah (de almachtige) aan ons heeft overgeleverd. Ik houd van degene die geliefd wordt door Allah (de almachtige) en zijn profeet (vrede zij met hem) en ik neem afstand van degenen waar zij afstand van nemen. Dit zeggen en geloven is genoeg om je geloof te redden.
“Het is verplicht om Evliyaullah (degenen die vanuit geloof dichtbij Allah zijn) te liefhebben en te respecteren. Een persoon moet zijn eigen meester meer liefhebben dan die van anderen, dit is vanwege zijn band met zijn meester. Die persoon krijgt namelijk spirituele hulp van zijn meester.”
Zijn sterven en graftombe
7 Muharrem 1195 (in het jaar 1781), woensdagavond, kwamen drie personen bij de deur van Mevlana Semsüddin Habibullah (k.s.) aankloppen. Zijn dienaar deed de deur open en gaf bericht dat er bezoekers waren gekomen. Hij bracht ze binnen. De drie mannen waren Mecusi (een groep ongelovigen) en vroegen aan hem of hij Mevlana Semsüddin Habibullah (k.s.) was. Hij stond op en antwoordde bevestigend. Dat moment werd hij aangevallen met een dolk en werd hij in het hart gestoken.
Drie dagen later, op Asura die vrijdag plaatsvond, ging hij na het avondgebed ongeveer 2 keer diep ademhalen en daarna is hij daar gestorven. Zijn graftombe is in Delhi.