De 29e kring van de Silsile-i Sadat behoorde tot Seyh Ebu Sai (k.s.). 2 Zilkade 1196 (in het jaar 1782) was hij in India, in de stad Rampur verbonden aan de provincie Mustafabaad, geboren. Hij stamt van Imam-i Rabbani (k.s.) af. De naam van zijn vader was Seyf Safiyyulkadr.
Zijn sterven en graftombe
Nadat hij Medina had bezocht ging hij met vele zegeningen terug naar zijn geboorteland. Toen hij in de stad Leknev aankwam werd hij erg ziek. In 1250 (in het jaar 1835), op de eerste dag na de Ramadan (suikerfeest) is hij gestorven. Tijdens de reis had hij zijn zoon Seyh Abdülgani gewaarschuwd om de soenna van de profeet Mohammed (vrede zij met hem) te volgen en van het wereldlijke afstand te houden. “Als je naar deur van het wereldlijke volk ga, zal je schandelijk worden.”
“Welk gebed is hierna?”, werd gevraagd. Mevlevi Habibullah vertelde dat de tijd mubah was (vrij om zelf in te vullen). Ebu Said (k.s.) heeft toen heel de nacht gebeden. Na het tweede gebed (Zuhr) wilde hij dat de soera Yasin werd gelezen. Hij beluisterde de soera Yasin driemaal en zei toen: “Genoeg, er is weinig tijd”. Daar las hij de Kelime-i Sehaddet (de geloofsbelijdenis) en stierf hij in 1250 (in het jaar 1835), op de eerste dag na de Ramadan tussen het tweede en het derde gebed. Mevlevi Habibullah en de anderen hebben hem ritueel gewassen en begraven. De rechter Halilurrahman deed het sterfgebed. Daarna brachten ze de grafkist in 40 dagen naar Delhi. Toen ze zijn lichaam in het graf legden zagen ze dat het lichaam nog geen schade had opgelopen en het leek alsof hij nog net gestorven was. Ook roken ze een mooie geur in de grafkist.
Zijn graftombe is in Delhi, naast die van zijn meester Seyh Abdullah Dehlevi (k.s.).